De archeologienota: hoe werkt het bureauonderzoek?
Een archeologisch onderzoek start altijd met de opmaak van een archeologienota met bureauonderzoek, zoals je in onze vorige blog kon lezen.
Hoe verschillende bronnen een eerste idee van de archeologische verwachting geven
Dit bureauonderzoek bestaat uit een analyse van verschillende geologische, bodemkundige, landschappelijke, historische en archeologische bronnen van de omgeving van het plangebied. Ook worden de plannen van de toekomstige ontwikkeling en hun invloed op het bodemarchief bekeken.
Bouwwerkzaamheden nu en in het verleden
Sommige plangebieden zijn in het verleden onderworpen aan werkzaamheden die een verstorende impact op het bodemarchief hebben gehad. Voorbeelden van deze verstoringen zijn de constructie van gebouwen, ontginningen van gebieden,… De eerste stap binnen de archeologienota is nagaan of zulke bodemverstoringen aanwezig zijn.
Vervolgens worden de geplande werkzaamheden bekeken. Hierbij worden alle toekomstige bodemverstoringen bekeken en geprojecteerd binnen het plangebied. Een doorgedreven analyse van de toekomstige werkzaamheden staat centraal binnen de beslissing of verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Heuvels, rivieren, valleien of hoe het landschap de archeologische verwachting bepaalt
Hierna wordt het landschap en de bodem van het plangebied bestudeerd. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van het digitale hoogtemodel, de locatie van waterlopen, geografische kaarten en de bodemkaart waarop de ondergrond van heel Vlaanderen in kaart is gebracht.
Een combinatie van deze gegevens kan aantonen of een bepaald plangebied geschikt was voor bewoning, begraving of tijdelijke exploitatie. De nabijheid van water, maar toch een hogere en drogere zone, is een goede indicatie voor zones die geschikt zijn voor bewoning.
Historisch kaartmateriaal niet altijd een goede bron, of toch?
Ook de historie en ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied en de omgeving wordt bekeken. Vaak vertellen historische bronnen en kaarten niet veel over de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten, of toch?
Historisch kaartmateriaal en historische bronnen zijn meestal slechts een momentopname van een bepaalde gebeurtenis of periodes in de geschiedenis. De meeste historische bronnen zijn te dateren vanaf de middeleeuwen, het merendeel van het historische kaartmateriaal is echter te dateren in de 18de, 19de en 20ste eeuw.
Soms tonen deze historische kaarten of bronnen aan dat er één of meerdere gebouwen of structuren aanwezig waren in het plangebied. Vaak zijn er helaas geen gegevens bekend betreft gebouwen of andere structuren, net omdat de eventuele archeologische sporen uit een jongere of oudere periode dateren.
Toch kunnen het historische kaartmateriaal en de historische bronnen aanwijzingen opleveren omtrent archeologische sites, vaak veel ouder dan de bronnen of kaarten zelf. De kaarten geven namelijk het landgebruik weer. Oude akkers zijn vaak gelegen op vruchtbare gronden die uitermate geschikt zijn voor bewoning. Oude beemden zijn daarentegen te nat, in de winter periodes vaak overstroomd, en daardoor niet aantrekkelijk voor archeologische periodes.
“Maar hier is nooit iets geweest hoor!”
Dit is misschien wel één van de meest gehoorde zinnen voor een archeoloog. Het klopt vaak dat er niets is geweest, voor zover het menselijke geheugen of de directe overlevering van de voorouders toestaat. Orthofoto’s uit de 20ste en 21ste eeuw staven dit vaak. Maar, net zoals hierboven aangehaald, zijn deze orthofoto’s en het collectieve geheugen slechts een opname van een zeer korte periode.
Ze leren ons niets over de oudere periodes, waarvan de eigenlijke structuren reeds lang verdwenen zijn. De orthofoto’s kunnen ons wel een beeld geven van het recente landgebruik binnen het plangebied. Dit recente landgebruik kan aanwijzingen bevatten voor grootschalige verstoringen van het eventuele bodemarchief.
Archeologie ofzo
De laatste gegevens die besproken worden zijn de gekende archeologische gegevens. Alle uitgevoerde archeologische onderzoeken en vondstmeldingen zijn nauwkeurig in kaart gebracht door Onroerend Erfgoed. De locatie van deze vondsten, de aard en datering, kunnen een indicator zijn over de te verwachten archeologische resten binnen het plangebied. Alle gekende archeologische sites en vondsten vormen tezamen het archeologische landschap. Zij vertellen het verhaal als van onze voorouders en de omgang met het landschap.
Wat zeggen al die kaarten en gegevens nu?
Uiteindelijk worden al deze gegevens van het bureauonderzoek samen gelegd. Een combinatie van deze gegevens kan een inschatting maken van de archeologische verwachting. Is het plangebied geschikt voor menselijke bewoning, zijn er archeologische vondsten gekend? Is het terrein ooit grootschalig verstoord?
Wanneer wij over al deze gegevens beschikken, is het mogelijk om een archeologische verwachting uit te schrijven in de archeologienota. Hierbij houden we steeds rekening met het feit of archeologische kennis al dan niet verloren zou gaan bij de geplande ingreep. Is dit het geval, dan zal verder onderzoek noodzakelijk zijn.
En daar doen wij het uiteindelijk voor: een stukje geschiedenis meegeven aan de volgende generaties.
Wil je meer weten over de mogelijke vervolgonderzoeken?
Hou dan zeker deze website in het oog. Binnenkort verschijnt hierover meer informatie.